Data out there!
13 april 2016 1 reactie
Een informatiesysteem zonder informatie is als een vrachtschip zonder vracht, als een handelsroute zonder handel en als een maanmissie zonder maan. De waarde en kwaliteit van een informatiesysteem wordt bepaald door de waarde en kwaliteit van de informatie.
Maar wat is informatie precies? Volgens wikipedia is de definitie van informatie als volgt: Onder informatie (van Latijn informare: “vormgeven, vormen, instrueren”) verstaat men in algemene zin alles wat kennis of bepaaldheid toevoegt en zodoende onwetendheid, onzekerheid of onbepaaldheid vermindert.
Op basis van die definitie zou je kunnen concluderen dat een informatiesysteem zonder informatie een dom (onwetend) systeem is.
Ik hanteer zelf graag de volgende eenvoudige definitie:
Informatie is een combinatie van gegevens (data) waarop je een beslissing kunt nemen.
Een informatiesysteem met slechte informatie leidt dus, heel kort door de bocht, tot slechte beslissingen.
Je ziet in “mijn” definitie overigens ook mooi het onderscheid tussen gegevens en informatie. Informatie is een aggregatie van gegevens. In de ideale situatie is een gegeven een geregistreerd feit. In de praktijk is de feitelijke waarheid van een gegeven niet altijd 100% zuiver of nauwkeurig, maar data hoeven ook niet 100% zuiver te zijn om er informatie van te kunnen maken. Er mogen best afwijkingen zijn van het daadwerkelijke feit. Geografische informatiesystemen (GIS) bevatten liggingsgegevens (coördinaten) die afhankelijk zijn van de nauwkeurigheid van de (destijds) gebruikte meetinstrumenten bij de driehoeksmeting. Een foutmarge van enkele meters rondom de feitelijke ligging is niet abnormaal. Ondanks deze onnauwkeurigheid zijn GIS-data toch heel nuttig.
In ons dagelijks bestaan worden we meer en meer afhankelijk van data. Organisaties worden meer en meer data-gestuurd. Om die data te beheren en de kwaliteit ervan te beheersen richten die organisaties datamanagementprocessen in. Eigenlijk moet je ook niet spreken van slechte of goede data, maar van bruikbare en onbruikbare data. En daarnaast van nuttige en nutteloze data. Het nut van data bepaalt het belang van de kwaliteit ervan. De mate van bruikbaarheid wordt bepaald door de kwaliteit.
Datamanagement zou zich dan moeten richten op het managen van data die nuttig zijn. Maar wie bepaalt wat nuttig is en wat niet? Op die vraag heb ik zelf geen pasklaar antwoord. Nut zal variëren over de tijd. Nut heb je ook in gradaties, van handig tot noodzakelijk. In ieder geval mag je concluderen dat het nut en de kwaliteit van data bepalend zijn voor het nut en de kwaliteit van informatie.
Naast kwaliteit is er nog een andere bepalende factor voor de bruikbaarheid van data: de toegankelijkheid. Als je er niet bij kunt op het moment dat je het nodig hebt, kun je het niet gebruiken, hoe hoog de kwaliteit ervan ook is. Ontoegankelijke of onbereikbare data zijn sowieso onbruikbaar. Data moet ongehinderd door systeemgrenzen door de processen van een organisatie kunnen stromen. Zodat ze op de plekken terecht kunnen komen waar ze van nut zijn. Zodat deze data kunnen worden gecombineerd met andere data en nuttige en bruikbare informatie kan ontstaan.
Een informatiesysteem moet gebruikers voorzien van bruikbare informatie. De waarde en kwaliteit van een informatiesysteem wordt bepaald door de waarde en kwaliteit van de informatie. Daar begon ik dit stuk mee. Data vormen de basis-ingrediënten van de informatie. Zonder data geen informatie. Waardevolle data maakt waardevolle informatie. Zonder informatie zijn we stuurloos, dus verzamelen en koesteren we de data die we waardevol (nuttig en bruikbaar) achten. Data is van strategisch belang geworden, al is dat besef vaak niet overal in de organisatie aanwezig. Vaak beseft degene die data moet verzamelen en registreren onvoldoende het belang ervan voor de processen verderop in de keten. Het gebruiksgemak van de systemen waarmee we data registreren zijn hierop natuurlijk sterk van invloed.
Als slogan om dat koesteren van waardevolle data te benadrukken dacht ik laatst aan “Data inside”, naar voorbeeld van stickers op auto’s met “Baby inside”, maar zag daar meteen vanaf. Bij “inside” denk ik namelijk meteen aan afschermen. Afgeschermde data is minder toegankelijk, en daarmee minder bruikbaar. Deze voelt veel beter: Data out there!